Pietenchaos
 

Piet, Piet en Piet - Wij willen blijven
Sinterklaasgedichten over Zwarte Piet

De Tolter is een gezellige school,
Een school met heel veel lol!
Maar werken moet er natuurlijk ook,
Net als het eten van knoflook!
Op deze school maakt het niet uit hoe je eruit ziet,
Ook al lijk je op Zwarte Piet!
Deze school kan iedereen aan,
Daarvoor is deze school ontstaan.
Daarom zingen we het Tolterlied,
Dit is een school wat ik je aanbied.
Gezellig met zijn allen van je hé, ho, ha,
Kom op, daar gaan we van je tralala.
Kom op zing het Tolterlied,
Kom op zing het Tolterlied,
Anders doe je me veel verdriet,
Anders doe je me veel verdriet,
Hup Tolter, hup Tolter, hup, hup, hup.

Verdriet,
Zag ik in de ogen van Zwarte Piet,
Want hij had een parkiet.
Toen had hij verdriet,
Hij zei: "Dit is het slotlied,
Van de parkiet."
Ik zei: "Speur maar niet,
Want dit klopt niet."
Omdat ik schiet,
Op jouw parkiet.

Rowanne,

Jij zit natuurlijk te wachten,
Op een surprise die gemaakt is met vereende krachten.
Misschien krijg je het wel,
Want jij houdt van caramel.
Nu mag je het snel gaan uitpakken,
Voordat Zwarte Piet weer komt aankakken.
Hij neemt dan al jouw snoepjes mee,
En maakt voor ons lekkere aardappelpuree.
Maak je surprise nu maar snel open,
Anders ben je nog uren bezig met losknopen.

Piet zat te denken,
Wat hij jou zou schenken.
Hij zag een auto met Tibhaut erin vaak voorbij gaan,
Over de Nederlandse snelwegen en de Belgische autobaan.
Een been hier en een been daar,
Is dat niet een beetje zwaar?
Piet kreeg honger,
En at van allerlei snoep door elkaar.
Een pepernootje hier,
En een snoepje daar.
Wat jij krijgt, is een cadeau met iets erin,
Nu is mijn gedichtje klaar.

Ik en Piet zaten te denken,
Wat wij jou zouden schenken.
Wij wisten ons geen raad,
Maar daarom deed jij voor ons een goede daad.
Jij bent zelf al naar de winkel gegaan,
En je zag wat je wou hebben in de schappen staan.
Je bent het hele jaar door zoet geweest,
Dus wees maar niet bevreesd.
We hebben voor jou een gepast cadeau,
Maak hem dan maar gauw open zo.

Hoi, ik ben Arne Vos,
Ik zit vaak in het bos,
Of bij mijn dieren,
Maar ik heb geen aasgieren.
Ik heb wel een geit,
Die zijn poten vaak verslijt.
Ik heb ook een kip,
Die maakt een clip,
Voor op het internet.
Als laatst heb ik ook nog een konijn, dat vliegt in een jumbojet.
Mijn andere konijn is erg klein.
Als allerlaatst heb ik ook nog eenden, die hebben vaak kiespijn.
Ik hou erg veel van dieren,
Waarom weet ik zelf ook niet,
Want ik ben geen Zwarte Piet.
Wat moet ik nou nog verzinnen?
Ik weet geen leuke dingen.
Op school haal ik bijna nooit een tien,
Maar wel een dertien.
Dit was mijn gedicht,
Nu ben ik helemaal weer leeg gedicht.